“Ah ja, en wanneer het huis klaar is zullen we aan de tuin beginnen.”
Ik heb dat vaak gezegd. Heel erg vaak zelfs. Eigenlijk had ik moeten weten dat het zo niet echt werkt. Want als je huis af is, is het plots zomer en zit je met een zielige, braakliggende tuin-zonder-gazon-en-veel-modder. En dat is best jammer. We hebben wel een terras van beton sinds de herfst, dus dat was alvast een vooruitgang. Niet dat de beton goed gegoten is, maar daar zwijgen we wijselijk over. Van fouten leer je zeker?
In de lente waren we ook al eens gaan kijken in een tuincentrum. We waren al vrolijk aan het wapperen met wat ecocheques die Janice op zak had en dachten even onze 21a te vullen met 200 euro. Onwetende grapjassen, wij. Een uur later waren we wat mentale kennis rijker: een tuincentrum is in de late lente eigenlijk not done en leeg geplunderd. Je kan er dan blijkbaar enkel terecht voor wat moestuinplezier (en zelfs dan ben je aan de late kant). Wil je echt wat planten? Dan moet dat blijkbaar in de herfst, want wanneer je aankomt in de lente en wat bomen wil planten lachen ze even en zeggen ze dat ze uitverkocht zijn.
Insert: ‘oei, weer een zomer zonder beplanting.’
Ik denk heel vaak tijdens onze renovatie: “amai, chance dat iemand ons dat op voorhand heeft vermeld. NOT.”
Bon. Ik heb mijn hele tuinplan overboord gegooid voor 2020 (2020 was toch eigenlijk al een verloren jaar, he jongens). In plaats daarvan deden we dan maar van ‘voetbalveld en gras zaaien’. Little did we know dat dat best ook in de herfst gebeurde. Want wie had gedacht dat er al een halve hittegolf plaats ging vinden in april? (Dag verschroeide zaadjes. Dag gras. Dag centen. Hallo onkruid! Jou hadden we de voorbije twee jaar nog niet gezien!)
Uit pure ontreddering kwam er een nieuw plan. Ik zag Janice al panisch wegduiken toen ik zei “ik heb een idee.”
Beetje zoals toen ik zei “ik heb een idee” en plots alle muren gesloopt werden in huis. Of toen ik zei “ik heb een idee” en we onze eigen tafel maakten (en heel luid vloekten). Of toen ik zei “ik heb een idee” en ze wat houten bakken in elkaar moest knutselen omdat ik per se aardbeien wilde kweken in 2020 (gelukt en goede oogst gehad trouwens. Mijn ideeën zijn de slechtste nog niet.)
Enfin. Ik had een idee en ik wilde een tuinhuis. Het voordeel aan Janice is dat ze altijd heel aandachtig is en niet gaat oordelen. Ze knikt dan een beetje en eigenlijk zijn er ongeveer tien minuutjes nodig voor ze mee op de kar springt. Nu duurde het misschien wat langer, want na “ik heb een idee” volgde “ik wil een tuinhuis” en daarna “maar ik wil het niet kopen want alles is te duur, kunnen we het niet zelf maken?”
‘We’ is eigenlijk synoniem voor Janice, mijn papa, en ikzelf. Waar ik tijdens de renovatie het merendeel zelf deed met mijn papa en mijn freelance werk enkele maanden on hold zette (en Janice ging werken) is Janice – nu we in ons huis zitten – degene die eigenlijk de meeste klusjes doet.
Meestal kom ik ook met een plan, maak ik me er zorgen over, vermeld ik het eindelijk en krabbel dan terug terwijl Janice ons pusht om het te verwezenlijken. In dit idee zei ik wat ik wilde (kan ik goed, oeps) en tekende zij het tuinhuis van A tot Z zodat we zo weinig mogelijk afvalhout zouden hebben. ’t Waren nadien vier dagen hard werken, puffen en zweten (inclusief manskracht van de vader des Huizens) maar het loonde. Ok ja. ’t Waren eigenlijk drie dagen. Maar op dag drie zei ik plots “ik heb een idee” gevolgd door “wat als we nu nog een buitenkeuken maken!”, dus ja.
Ik moet eerlijk toegeven dat sommige dingen heerlijkheden zijn. Dat tuinhuis is zo’n ding. En die beplanting komt later wel. In 2030 ofzo.