Isolatie & blauwe dorpels

Toen we een tweetal weken geleden besloten om plots de veranda mee in het huis te integreren voor ‘een prijsje’, waren we blij. Blij en een beetje afwachtend. Mijn autistische zelve is, zoals eerder vermeld, een ramp met impulsieve, grote beslissingen. Laat dat nu net iets zijn waar er dezer dagen in veelvoud wat van aan is.

Bij dat aannemersprijsje van de veranda bleef het niet. We hadden dat kunnen weten, maar zagen toen eventjes enkel een groter huis met grote ramen en een mooi zicht op de tuin. Wat was ons onwetende zieltje vergeten, vraagt u? Extra metselwerk. Bakstenen dus. 57 cent per exemplaar. Alstublieft. En een pak meer raam. (En dus een pak meer centen). En ook: isolatie. Véél isolatie. In de grond begod. Ik bedoel; daar heb ik visueel niet eens geniet van. Die mooie xps-isolatie dient in mijn achterhoofd momenteel alleen maar om onze bankrekening nog meer te plunderen. En ytong-stenen. Voor bovenop onze isolatie. Zodat je’m zéker niet meer ziet. Roofing. Extra cement. En dus extra zand. Geen twee zakken, he. Maar begod zes-tien. Als het inmiddels al niet meer zakken werden. Ons huis vréét cement en zand. Ik zweer het.

Niet enkel de helft van de buitenmuren moesten geïsoleerd worden. Het plafond moest er evenzeer aan geloven. Rotswol. Want dat ‘irriteert iets minder dan glaswol’. 

Ik ga het gewoon zeggen zoals het is; als rotswol minder irriteert dan glaswol, nodig ik bij deze alle glaswol-gebruikende individuen uit om eens vijf dagen vrijaf te komen nemen in onze tuin.

Want mil-jaar. Ik nies mezelf een ongeluk. Mijn ogen vullen zich at random met tranen. Mijn lippen prikken. Mijn neus jeukt. Mijn blote armen voelen ook gewoon aan dat het geheel niet koosjer is. En mijn handen doen gewoon verder met alles netjes af te meten. We hebben een isolatie-mes overwogen en daarna toch eens met ons hoofd geschud en met de zaag verder in de isolatie gezaagd om er stukken af te krijgen. Ik heb meermaals gedacht dat ik Beertje Paddington meedogenloos aan flarden sneed. Dubbelzinnig zacht, die rotswol.

Nog zo iets. Rotswol van 24 centimeter steken bij 26 graden buiten? Check. Omgekeerde wereld. Ik puf mezelf een ongeluk als ik middenin die crime scene van Beertje Paddington vertoef, omgeven door stukken wol verspreid over het verdiep en weemoedige rode ogen. En wanneer het twee dagen later begint te regenen en de regen sijpelt door het velux-raam-to-be waardoor alle isolatie plots nat is, vonden we dat eigenlijk gewoon heel vervelend. Vooral toen we de natte stukken eruit trokken, wetende dat we ze binnenkort weer allemaal opnieuw in de houten roostering moesten puzzelen. Hoera.

Daarnaast moesten onze ramen ook blauwe dorpels hebben. Die dingen waarvan je weet dat ze bestaan, maar waarbij je nooit nadenkt dat je ze effectief moet kopen als je een raam koopt. En uiteraard zijn ze – that’s right – duur. Duur en fragiel. Fragiel in het idee; we laden ze in mijn kleine Citroën, de man van Bouwpunt lacht eens goed en ik schreeuw bij elke bult of afslag; ‘JANICE! M’N DORPELS!’ 

Tot daartoe. Maar die krengen effectief léggen waar ze moeten liggen was eigenlijk een ramp. Een halve dag hebben we erover gedaan. Lekker in de warme zon. Ik fan, de papa iets minder. Om de tien seconden werden de dorpels gedoopt door een verloren zweetdruppel die van vaderlief zijn neus droop en dramatisch uiteenspatte op onze nieuwste blauwe aanwinst. Maar als iemand ooit nog iemand zoekt die dorpels waterpas kan leggen; I’m your woman. Kom mij maar halen tussen onze kersenbomen, want ik laat m’n dorpels nooit nog achter (ook al zijn ze stiekem per ongeluk niet lang genoeg en was er drie minuten pure paniek tijdens het leggen). 

We hebben overigens ook een nieuwe vriend gemaakt in Bouwpunt Tienen. Van onze architect werden we berispt toen we het woord ‘Gamma‘ hadden vermeld en dus hebben we maar snel onze koers veranderd. Het werd onze tweede thuis. Wanneer iedereen zijn tandjes nog poetst om 5u45 ’s morgens zitten wij al in de auto om materiaal te halen, te droppen op de werf en weer naar Hasselt te rijden zodat Janice op tijd is op haar werk. (Of dat vermoeiend is? JA!)

We hebben inmiddels ook door dat niet elke ‘Bouwpunt’ hetzelfde is en dus elke Bouwpunt andere prijzen hanteert. Wij smeken elke keer weer om ‘de beste prijs’. Janice is een kei geworden in zinnen zoals “En aannemerskorting? Kan dat ook niet gelden? Want in principe zijn wij toch een beetje aannemers van ons eigen huis, he?” en “Nee? Geen aannemerskorting? En wat met loyaliteitskorting?” en als laatste voeg ik er zelf soms uit pure ontreddering aan toe; “541 Euro? Kunnen we écht niet onder de 500 blijven? Zo, misschien, proberen zo?”

Die laatste noodkreet van mij helpt meestal niet. Dus gezien ze er gratis chocoladetaart, vanille-ijs en soep hebben, vreten we ons daaraan te pletter tijdens het wachten. We moeten ons profijt ergens halen, zegt Janice dan.

Zoals je leest; wij zijn de vervelende twee miekes die op moeilijke dagen gaan bedelen voor korting. C-Klanten, zoals ze dat zeggen. De gevreesde soort. De vervelende soort. En toch komen we goed overeen met onze goede vriend Koen van het magazijn van Bouwpunt! Als wij hem een ijsje scoren, gooit hij al onze isolatie netjes op de remork. Ik vind dat een goeie deal. Jammer wel dat we hem niet even kunnen mee inladen zodat hij ons op de werf weer helpt uitladen, maar we hebben al lang door dat we niet alles kunnen hebben.

Ze hebben er overigens zelfs dozen. En toen we eens flink lachten, mochten we die er bovenop ook nog eens inladen voor onze verhuis. Klaar.

BewarenBewaren