Ergens tussen maart en oktober hield ik het voor bekeken hier. Niet omdat ik dat wilde (ok, misschien wel), maar vooral omdat ik een pauze nam van mezelf te grabbel gooien op het internet. Ik deel thans graag. Echt waar. Maar toen we na dat half jaar renoveren eindelijk in onze middle of nowhere zaten was het voor mij voldoende. Ik moest wennen aan mijn nieuwe omgeving, wennen aan een puppy, wennen aan een huis dat in alle waarschijnlijkheid nooit af zal zijn en ook heel wat van mijn freelance werk inhalen.
Misschien schrijf ik er ooit wel eens een verbloemde maar eerlijke blogpost over. (Want eerlijk: er is wél veel te vertellen. Zo zitten we nu in renovatie 2.0. en is het opnieuw alle hens aan dek. I kid you not.)
Vandaag gooi ik liever te grabbel dat onze puppy geen puppy meer is. Enfin ja, statistisch gezien misschien nog wel gezien ze nog steeds niet loops werd (haha!) maar als ik die kanjer van een hond nog ‘puppy’ durf te noemen in het bijzijn van andere mensen denk ik dat ik wat scheve blikken mijn richting uit krijg. En eigenlijk krijg ik die reeds voldoende dus ik laat het liever achterwege to be honest.
Een jaar geleden kregen we een telefoontje terwijl we een huwelijk fotografeerden en filmden in Italië. Het lijkt vijf jaar geleden dat ik nog eens genoot van de warmte. Dat huwelijk in Italië is het laatste gevoel van vakantie geweest dat ik heb gehad (en dan waren we eigenlijk aan het werk. Go figure. En vooral: breng me de mozzarella terug. Puh-lease.)
Maar terug naar dat telefoontje. Dat telefoontje dat alles ondersteboven op zijn kop zette en mijn prolactine tot aan Jupiter liet schieten en weer terug (ik ben niet zwanger noch heb ik een hypofysetumor, maar mijn prolactinegehalte is door stress altijd heel hoog. Trust me, er ging een jaar aan onderzoeken en ziekenhuizen aan vooraf om enkel dàt te weten. En eigenlijk had ik me de scans en onderzoeken kunnen besparen want dat kon ik de dokters ook zo vertellen.) Maar dus het telefoontje dat vertelde dat we een puppy zouden krijgen. Ik ben er lang niet goed van geweest. Twee weken om precies te zijn. Of langer. En zelfs toen we het kleine ding in huis hadden wist ik het ook allemaal niet goed meer. Er is een groot verschil tussen heel erg graag een hond willen en dan effectief een puppy in huis krijgen en denken; “oei, hoe moet dit eigenlijk?”
Maar boy, 12 maanden later staan we hier. Niet stevig, en nog altijd wankel. Ik heb wel (naast mijn superdeluxe veel te grote verantwoordelijkheidsgevoel) op de koop toe ook een moedergevoel gecreëerd om ‘u’ tegen te zeggen, jongens. Gaan we langer dan zes uur van huis weg schiet ik al danig in de paniek omdat ze zich vast aan het vervelen (lees: slapen) is. Als we ergens heen moeten vraag ik me altijd af of Jos meenemen een optie is. Wanneer we 14 uur spendeerden op een huwelijk en Jos een dag op logement is, eis ik dat we haar steeds gaan ophalen zodat ze in ons huis slaapt. Dat resulteert meestal wel in grappige taferelen, gezien ik half muf in slaap zit in de auto om één uur ’s nachts en Janice Jos dan op haalt. Van zodra Jos me ziet van achter het raampje in de auto trekt ze zich bijna een nekbreuk. En wanneer ik de autodeur durf openen, springt ze zonder schaamte en zonder aarzelen op mijn schoot. Ik denk dat ik het inmiddels gewend ben, zo’n golden van 27 kilo in het midden van de nacht op mijn schoot terwijl we het laatste kwartiertje naar huis rijden. Want hoe hard ik haar dan ook heb gemist, zij mij ook. En dat vind ik stiekem geweldig.
We zijn een goed duo denk ik, zij en ik. Waar ik ben, is zij, en omgekeerd. Ze zorgt ervoor dat ik mijn dagelijkse portie beweging heb, maakt me rustig, verzacht mijn autistisch scherp randje als een deugddoende pleister en verliest me zelden uit het oog (ook wel irritant overigens. Ik zou graag nog een keertje alleen pipi doen). Ik zorg ervoor dat er af en toe een flinke uitdaging is en zal haar altijd de helft van mijn aardbei, framboos of wortel geven. Niet alles loopt van een leien dakje.
Zo schakelden we enkele maanden geleden over van gehoorzaamheidstraining naar jachttraining en af en toe moet ik daar nog hard om lachen. Jos is niet je gemiddelde avonturier. Sterker nog: ik verdenk haar ervan dat een leven vol slapen en gewoon achter takken aanlopen haar ultieme droom is. Wanneer ze op de jacht over hekken heen moet springen, tuimelt ze er naar lieve lust met een koprol over en besluit ze daarna als een koppige peuter dat ze dat nooit of te nimmer nog zal doen. Van een eend in haar bek is ze geen fan (ik overigens ook niet, dus dat valt mee) en het liefst gooit ze de dummy of tennisbal triomfantelijk vol kwijl zo’n vijf voetstappen van mij vandaan.
Ik vervloek ze vaak, maar desalniettemin zou ik dit verhaal zo opnieuw starten, zonder twijfel.
Drie, twee, één, play:
(& ja, ik hou van amateuristische filmpjes. We hebben allemaal geluk dat ik de duizend filmpjes van mijn iPhone tenminste achterwege liet.)