Verandering

Ik herinner me niet dat ik ooit een rustig type mens ben geweest. Of toch niet echt. Misschien heb ik vage gedachten aan zomervakanties waarin ik ongeveer vier boeken per week verslond. In bed tegen een stapel kussens. In de tuin languit op vers gemaaid gras. Of in de auto op weg naar familie. De wereld kon mij gestolen worden toen.

Als ik aan rust denk, denk ik dus veelal aan die zomervakanties. De schaarse vriendjes die ik op school had (drie exemplaren, that’s right) zag ik twee maanden niet en dat vond ik prima. De andere tien maanden van het jaar herinner ik me wel chaos en onrust. Ik was van nature een perfectionistisch en verlegen mini-mens. Wanneer er gezelschapsspelletjes gespeeld werden op de allerlaatste schooldag voor de zomervakantie genoot elk kind met volle teugen. De klas werd gevuld met spelborden, pionnen, één juf met de handen in het haar, heel wat chaos, koekjes, gilletjes, vreugdevolle kreetjes en menig geruzie. Mij kon je vinden in een uithoek van het lokaal met een boek (en een zak chips, what else). En een glimlach. Wanneer ik er nu op terugkijk kan ik talloze voorbeelden aanhalen die menig mens anno 2019 zou bestempelen als relatief autistisch (maar heeft niet iedereen van die scherpe kantjes?)

Toen ik ouder werd was er een gekke periode waarin ik een vreemd nomadenbestaan ging hebben. Ik was nochtans echt heel homebound, maar ik was nog meer zoekende. Achteraf gezien denk ik dat ik altijd op zoek was naar rust. Zolang ik niet thuis was en wel onderweg en bezig was, hoefde ik niet intensief te graven in mezelf naar die rust en dat was prima. In mijn vroege 20-jaren (checkt dit, alsof ik zo’n oude taart ben, haha!) was er zelfs een periode van enkele maanden dat ik leefde uit de koffer van mijn auto. Ik sliep amper thuis en had enkele adresjes waar ik vaak vertoefde. Na een stukgelopen relatie had ik me voorgenomen dat ik alles nam zoals het kwam. De koffer van mijn auto was een puinhoop van kleren, toiletgerief, vuile was, bestek, cameragear, crackers en een pot pindakaas als lifesaver (nog steeds adoratie voor dat laatste overigens.)

Settelen vond ik vreemd. Ik werd daar onrustig van. Nog steeds misschien. Of beter verwoord: mijn onrustigheid die er altijd was werd weer zichtbaar. Maar één of ander autistisch trekje zorgt ervoor dat ik er ook rust in kan vinden. Op sommige dagen wil ik niet naar buiten en over het algemeen heeft een huis een ongelooflijk gekke bijklank gekregen: alsof ik er kost wat kost een thuis van wil maken dat me rust zal brengen (who am I kidding?) Dat azen op een nomadenbestaan dat zich vanzelf had ontpopt veranderde heel erg langzaam naar het zijn van een huiselijk individu. Iemand zei me niet zo lang geleden dat ik toch echt een ‘huismus’ was geworden. Ik nam het op als een belediging. Alsof je uit je auto moet leven en vier keer per jaar lange buitenlandse reizen van een maand moet maken als je hip en happening wil zijn. Het label ‘avontuurlijk’ is een mooi iets dat praktisch iedereen wel met een stickertje op zijn rechterborstzak wil kleven. Dat je pas leeft als je het allemaal zo aanpakt. Maar ik weet ook dat zo’n bestaan soms stresserender is dan mensen toegeven. En het gras is altijd groener aan de andere kant. Maar grijze huismussen kunnen af en toe ook avonturiers zijn, heus.

De omgeving hier is vrij perfect voor huismussen. En ook een beetje voor nomaden, want we zitten in the middle of nowhere dus af en toe leef ik nog steeds even noodgedwongen uit de koffer van mijn auto (inmiddels is dat wel al auto nummer 4, but who’s counting.) Maar naast die autistische trek vierde die perfectionistische trek hoogtij tijdens de renovaties. We hielden ons budget stevig in het oog, beseften af en toe dat we een keertje aan de teugels moesten trekken en sloten compromissen tegen mijn perfectionisme in.

Die compromissen zorgden ervoor dat we laminaat kozen met een kleine voeg die in no time omhoog bolde op specifieke plaatsen. Toen we hem later besloten op te breken ontdekten we de minieme schimmel en condens op random plaatsen. Ik denk dat toen het tijdperk aanbrak waarop we beseften dat we even op choco (of pindakaas? YESSS) moesten gaan leven de komende maanden. En dat de renovatie van onze tweede zolder waarschijnlijk voor nooit zou zijn, maar dat degelijke vloer wel best belangrijk was. We stelden prioriteiten. En zo leefden we ongeveer drie maanden op oude gebroken tegels, beton, egaline en egaline met zand (ik kan je vertellen dat egaline met zand het meest vervelende materiaal was om op te functioneren overigens. Niet aan te raden.) Ik werkte vanuit de zetel, zo’n drie weken lang, met de laptop op de schoot, en had na vier dagen zeurende rugpijn spijt dat we onze tafel met stoelen al hadden opgeborgen in de container voor ons huis. We kampeerden aan het salontafel met het weinige bestek dat we nog hadden laten rondslingeren in huis en maakten verdiepingen leeg. Kookten op één draagbaar gaspitje in onze berging, sneden groenten in een denkbeeldige keuken zonder water en verhuisden ons bed van boven naar beneden. En weer van beneden naar een container voor de komende anderhalve maand. De schaarse vrije momenten ’s avonds vulden we even met een handvol nieuwe films om even in een andere wereld te duiken samen met Jos (ze kijkt graag films. Moana vind ze bijvoorbeeld top en ze kan anderhalf uur geboeid blijven staren naar het scherm.) Zo werd duidelijk dat Jos blijkbaar zware fan is van de nieuwe versie van The Lion King zolang Timon en Pumba niet in beeld komen, want dàt is het exacte moment dat haar nekharen overeind komen en ze begint te grommen als een bezetene. Geen zwijntjes dus. Begrepen.

We leefden enkele dagen boven en ergens tussendoor zakte Jos tijdens het apporteren luid jankend in elkaar. Mijn hart brak toen Janice haar jammerend in de koffer van de auto tilde. Toen de dierenarts zei dat ze een ontsteking op haar heupgewricht had (in het allerbeste geval, want dat is blijkbaar altijd giswerk) kregen we de mededeling mee haar niet meer op te tillen, te verplaatsen, mee te nemen in de auto, te wandelen of een trap te laten doen. Haar gepiep en gejank wanneer we haar aanraakten of ze een trap opwandelde ging door merg en been. In principe zaten we dus permanent met een huilende, zielige patattenzak van 27 kilo die niet verplaatst mocht worden. Dus ik sprak noodgedwongen dat oude nomadenbestaan weer aan en leefde samen met Janice en Jos vanuit de koffer en mijn ouderlijk huis en telde de dagen af tot wanneer we weer naar onze eigen plek konden. Ik verzette klantgesprekken en vloekte om veel te veel vertragingen in die renovatie 2.0 (ik was bijna vergeten hoe dat ging. Imagine.)

Enkele weken later verhuisden weer naar huis. Ongeveer toen de zomer zich vermomde in de herfst. In de week dat het voor het eerst weer vier graden werd ’s nachts. We vonden ons huis met een bodem van nieuwe vloer. Netjes zonder vocht en stevig als steen. De eerste dag dat we weer in huis mochten na een maand rende ik met een overenthousiaste en genezen Jos op mijn hielen rondjes doorheen de ruimtes terwijl Janice ons zetel terugplaatste. We ontdekten dat onze afwezigheid een feestje was geweest voor andere bewoners: de vloeren en zolder waren bezaaid met dode vliegen. Op zolder vonden we een raam dat ooit transparant was geweest, maar waar het nu zwart zag van de clustervliegen die een feestje bouwden onder luid gezoem (als de kat van huis is…?)

Het is dus weer even stevig geweest. Sinds een maand wonen we hier weer. En alles is zò veel logischer nu. Het is gek hoe huis meer thuis werd. Onze keuken werd (noodgedwongen, ook al klinkt dat gek) wat uitgebreid. Daar hebben we compromissen moeten sluiten gezien we eigenlijk een houten keuken wilden maar ons budget het dan zelfs niet zou toelaten om nog choco (of pindakaas!) te eten. Het blad werd een MDF dat nog geschilderd moet worden. En dat is prima voor enkele jaren. Niets mis mee. De essentie zit hier goed. We kamperen nog steeds een heel klein beetje, maar wel met drie in ons eigen huis, net op tijd om halloween te vieren. En dat wil ook wel al wat betekenen. Er zijn veel dingen die we niet voorzien hadden, maar we beginnen stilaan te beseffen dat dat er gewoon bij hoort.

En grijze huismussen zijn dus best avontuurlijk. En ik kan erover meespreken.