Feiten over een puppy, deel twee

Aandacht

Een puppy hebben is vermoeiend. Ik heb het al gezegd en ik blijf erbij. Ik weet momenteel ook niet eens meer of ik onze puppy nog wel mag benoemen als ‘puppy’. Het beest loopt hier met een ienie-minie lichaam en poten van steltlopers door het huis te huppelen. Lekker uit proportie dus. Als ik niet beter wist, zou ik bijna jaloers worden op haar lange poten wanneer ik de vergelijking maak met mijn korte stompjes (story of my life). Hoewel Jos tot nogtoe een droompuppy is, blijft het opvoeden soms best vermoeiend.

Wat nóg vermoeiender blijkt te zijn is die opvoeding combineren met werk en sociale contacten. Ik zou ook eerlijk willen zeggen dat ik een sociaal dier ben en mezelf echt in elk gesprek volledig smijt, maar dat zou gelogen zijn. We gingen niet voor niets in the middle of nowhere wonen; waar rust zegeviert en ik mezelf op donkere dagen kan verstoppen. Ik leerde dat dat ok is. Dat dat wel mag. Rust en me-time is voor iedereen wel eens cruciaal. Met een puppy is die me-time al wat moeilijker. Sowieso énerzijds omdat ze veel aandacht vraagt, maar anderzijds omdat iedereen plots wil afspreken.

Om ‘het nieuwe huis te zien’ of ‘de puppy te zien’. En da’s leuk. Maar niet altijd. En wel om twee redenen:

1. Ons huis zit eigenlijk nog altijd in ‘verbouwfase’. Ik begrijp dat vrienden langs willen komen (bring on the fun, niets liever!), maar waarom kennissen plots aan onze deur willen komen aanbellen blijft me een raadsel. Liefst ook allemaal tegelijk. En liefst al luid roepend; ‘HOUSEWARMING!’ terwijl ons hoopje bakstenen nog heel veel aandacht vraagt.

2. Ik dacht dat de aandacht voor onze puppy ook stilaan ging afnemen vanaf het moment dat ze een steltloper-uit-proportie werd. Not true. Dik gelogen. Het lijkt soms alsof niemand ooit een golden retriever zag. Gisterenochtend zet ik dat lief dier van mij buiten. In mijn pyjama. That’s right. Op een mooie zaterdag om zeven uur. Janice sliep nog lustig. De zon scheen en je kon voelen dat het een mooie dag zou worden. Dat voelde de bomma in de straat duidelijk ook. Ik zag ze vanuit mijn ooghoek ons huis voorbij strompelen en verstopte me toch maar snel weer binnen (niet dat mijn pyjama zo onsexy is. Maar mijn privacy is me lief.) Jos bleef netjes binnen onze omheining, stevig kwispelend. Ik zag aan haar oren dat ze dacht; “nieuw volk! FEEST!”

Voor ik het goed en wel besefte stond bomma plots middenin op mijn oprit, gebukt aan de omheining, MIJN al-veel-te-sociale puppy te strelen. Een beetje ontredderd in pyjama keek ik toe achter het raam. Toen ze klaar was met rondje ‘puppy-aaien’ strompelde ze verder. Jos negeerde haar, geinteresseerd in iets anders op de grond. Toen de kust veilig was stevende ik naar buiten, brak ik de bek van mijn puppy open en verwachtte ik weer een interessant kiezeltje of een leuk blaadje. Nop. Ik viste zeer behendig een groot stuk worst uit haar bek. Met veel tegenzin langs haar kant.

Die. Bomma. Heeft. Mijn. Puppy. Op. Mijn. Erf. Eten. Gegeven. Mijn humeur daalde onder nul. Noem mij een overbeschermende moeder. Een rancuneus wicht. Maar O WEE als ik binnenkort het lef zal vinden om mijn pyjama om zeven uur ‘s morgens te showen aan de wereld. Ik neem de opvoeding van mijn puppy-op-stelten duidelijk een pak te serieus. Een bordje ‘verboden te voederen’ lijkt me stiekem geen overbodige luxe. (Just kidding. Aleja. Misschien.)

Hondenschool

Throwback naar twee maanden geleden en Jos haar eerste keer buiten op de hondenschool: pure horror. Ik weet nog dat ik toen vijf seconden twijfelde of het dit wel was terwijl de regen langs mijn oren in mijn jas sijpelde. Twee weken later scheen de zon. Jos zat aan de voet. Bleef aan de voet. Wachtte. Kwam voor. De hondensnoepjes hadden plaats gemaakt voor gekookte stukjes kip. Vettige stukjes worst. Alles wat buiten wel wilde werken eigenlijk. Ik grabbelde continu op goed geluk in mijn jaszak en tijdens elke les staarde ze me 60 minuten lang non-stop aan met een smekende, prangende blik. Als het te lang duurde, besloot ze alle kunstjes naast me te doen die ze kende zonder dat ik het vroeg: zitten, liggen, rollen, blijven kijken. Waarschijnlijk in de hoop dat ze me lang genoeg kon hypnotiseren of charmeren zodat ik haar tussen de oefeningen toch al wat zou geven. Gaat me wel goed af eigenlijk, die controle (controlefreak pur sang.)

Sidenote: ’t gaat niet altijd goed. Wanneer er een halve orkaan doorheen het terrein waait kan ik die oplettende puppy vergeten ook al heb ik tien ton gekookte kip in mijn jaszak steken. De miljoenen blaadjes die dan dansen over het terrein winnen. Altijd. En mijn arm lengt om de vijf minuten weer wat langer. De ‘volg’ lukt ook niet goed. Waar alle hondjes flink en parmantig met hartjes in hun ogen het snoepje volgen en flink naast de knie van hun baasje lopen, ben ik de Jos kwijt na enkele seconden. En als ik Jos niet kwijt ben na enkele seconden, ben ik mezelf en de route tussen de kegels wel kwijt: binnenbocht, buitenbocht, halve bocht – alsof ik dat niet moeilijk genoeg vind om de aandacht van worm erbij te houden. Ze verwachten òòk nog eens dat ik nadenk. Aan kegel drie heb ik bijgevolg meestal door dat het de foute richting op gaat en roep ik al verontschuldigend ‘SORRY!’ tussen mijn verwoede volg-pogingen naar de drie trainers die naast het terrein me stilzwijgend met argusogen in de gaten houden (en sowieso denken dat ik het meest lompe wezen onder de zon ben.)

Ziekte

Jos is het kreupele hondje van de nest. Ik ben erachter. Het kàn haast niet anders. Ik weet nog dat haar fokker zei dat ze de dramaqueen was van dag één. Je raakte haar aan met één vinger en de wereld zou vergaan, gepaard gaande met zielig piepen. Enkele maanden later denk ik soms: misschien had dat wel een reden. Misschien is ze gewoon écht compleet over-the-top zielig van karakter. Want hoe geweldig ze ook is, sinds 24 december hangt ze elke dag steevast aan de antibiotica voor haar blaasontsteking.

Toen ze drie maanden oud was, lieten we een (gi-gan-tisch dure!) scan maken van haar urineleiders. Ik probeerde het als een uitstapje te zien: iets nieuws om te socialiseren. Maar toen ik haar zo zielig onder de narcose zag liggen met een infuus in haar kaalgeschoren poot, hing er een zwarte wolk boven mijn hoofd. Ik nam haar in een waas terug mee naar huis waar ze de hele dag haar roes uitsliep. En daarna kregen we het ‘verlossende telefoontje’ dat er niets te zien was op de (gi-gan-tisch dure!) scan. Zucht. Andere antibiotica en terug bij af. Inmiddels heeft ze een stalen maag. En stalen ogen, gezien ze sinds vorige week ook besloten heeft te kampen met een oogontsteking. Want één kwaaltje was niet genoeg, dacht ze bij zichzelf. #probleemkind

Iemand al eens geprobeerd om tien dagen lang twee keer per dag het oog van je hond open te sperren en er een streep zalf in te pleuren? Dolle pret.

Sociaal wezen

Jos is een rustig dier. Wanneer we verhalen horen over puppy’s die plinten stuk bijten en schoenen vernielen kijken we altijd gek. Jos vernielt niéts. Al haar speeltjes blijven heel en in mijn idee is ze helemaal niet vervelend. Wat ze wel is, is een beetje te aanhankelijk. Ik zou graag eens alleen naar de badkamer gaan ofzo. Of een keertje alleen koken zonder puppy aan mijn voeten. Ze kan een half uur zittend op twee meter muisstil kijken naar wat ik doe en to be honest voelt dat vaak wat ongemakkelijk. Wanneer ik dùrf te bewegen, komt ze me achterna alsof ik een wereldreis van 6 maanden ga maken waar zij niet op geïnviteerd is. Het lijkt me soms vervelend. Niet alleen voor mij, maar ook voor haar. Want hoe rustig ze ook lijkt, volgens mij is ze de onrust zelve. Ik zou me tijdens haar wandelingen ook graag een keertje verstoppen om te zien wat ze zou doen, maar helaas plakken haar ogen vanuit haar ooghoeken gewoon aan mijn lijf.

We hebben inmiddels wel door dat ze ook anderhalf uur aandachtig kan kijken naar tekenfilms. I kid you not: Finding Dory en Moana zijn haar favorieten. Bij een spannende scène gromt ze ook eens in de hoop haar ongenoegen te uiten. Het enige vervelende aan die situaties is dat die Disney-liedjes best lang in je hoofd blijven dreunen (mensen met kinderen die verslaafd zijn aan Bumba-deuntjes: ik begrijp op heden de frustratie ook weer wel.) 

Daarnaast is Jos verslaafd aan de Willy (that’s right, wij kochten een gigantische aap in de Ikea en doopten hem ‘Willy’. We zijn that kinda people geworden.) Dat zal dus resulteren in het feit dat Jos de Willy overal mee heen sleurt: uitstapjes met de auto, dutjes in de bench, overdag werken in de studio. Kortom; waar Jos is, is Willy. Tot Willy zo vol kwijl hing en naar stinkvoet begon te ruiken dat we genoodzaakt werden een twééde Willy te kopen zodat Willy één gewassen kon worden.

Of we ons schamen? Eigenlijk wel.

Deemoedsplasjes

Hoe we Jos met die eeuwige blaasontsteking zindelijk hebben gekregen blijft me een raadsel, maar de deemoedsplasjes blijven stevig overeind. Een andere hond in de buurt zal steevast betekenen dat Jos haar oren in haar nek gooit en plat met de staart tussen de benen besluit haar water te laten lopen (hoera). Wat nog vervelender is, is dat ze dat ook bij mensen doet. Zelfs al negeren ze haar. Jos gaat flink zitten voor de persoon in kwestie en wanneer ze de persoon nog maar ruikt vliegen de druppels vrolijk in het rond. Top, zeker wanneer we ergens op visite gaan.

Ik denk dat de ergste scenario’s zich afspelen bij onze dierenarts. Ze houdt namelijk zielsveel van haar (not kidding.) Wanneer ze in de wachtzaal zit, staat ze al vrolijk te kwispelen en wanneer de deur opengaat en onze dierenarts lief lacht, is het alle hens aan dek en kunnen we praktisch een dweil doorheen de wachtzaal gooien. Binnenkort worden haar urineleiders aangeprikt. Ik moet daar eens om lachen, gezien haar blaas vol moet zitten. Hoe ik dat ga fixen, is en blijft me een raadsel.

Zwemmen

Dat onze retriever gefokt is voor de jacht, daar zijn we helemaal in mee. We hebben hier ongeveer een collectie aan wondermooie stokken op de oprit liggen die Jos verzamelde op al haar avonturen en ook met veel plezier de hele weg mee naar huis sleurde (prima – altijd blij wanneer ze zichzelf dubbel en dik uitput.)

Naar’t schijnt zwemmen goldens ook graag. Het kneusje van de hoop hier helaas niet zo. We ondernamen al voorzichtige maar verwoede pogingen om haar in het water te krijgen. Gewoon, omdat we wilden weten of ze überhaupt wel kòn zwemmen. Terwijl soortgenoten als eerste in een modderpoel of een dikke, vette plas water vliegen tijdens de wandeling, loopt Jos er -als het kan- parmantig met een boogje omheen: haar voeten zouden maar eens nat moeten worden. Toen we haar een keertje meenamen naar zee en er kwam een golf richting haar poten, blafte ze zeer gefrustreerd zo’n dikke vijf minuten op de oceaan. Topdag.

Janice heeft me meermaals bij de hondenzwemvijver gevraagd of ze gewoon toevallig toch geen zetje mocht geven. Zo per ongeluk. Een kleintje. Gewoon om te kijken hoe Jos het zou doen. Ik schudde altijd mijn hoofd. Uiteindelijk was het niet nodig, gezien ze er ongeveer drie keer met haar lompe steltlopers zelf in is gevallen. Meteen gevolgd door verwoede pogingen om eruit te geraken met een blik-vol-paniek tot ze toén pas overging in elegant zwemmen. En wat blijkt? Ze kan dus wel degelijk zwemmen.

Halleluja! Nu nog met plezier en we kunnen het van onze lijst schrappen.