Josbrok

Ik ben nooit een goede eter geweest. Enfin. Een gezond goede eter* that is.

Toen ik jong was troostte ik mezelf met eten. Niet één keer in de maand. Of week. Maar eigenlijk praktisch dagelijks. Ik herinner me grote vreugde bij het zien van een zak chips of bak ijs en mijn tranen verdwenen als sneeuw voor de zon (voor ongeveer een half uur, tot die zak chips of die bak ijs leeg was, uiteraard.) Ik at geen groenten en amper fruit. Mijn voedingspatroon bestond uit kip, rijst, curry en hier en daar nog wat friet. Niet alles tezamen op één bord natuurlijk. Maar in principe had dat natuurlijk, mij kennende, ook wel gekund.

Toen ik op kot ging veranderde mijn eetpatroon. Ik kookte voor mezelf. De eerste groente die ik in mijn mond stopte was een stukje rode paprika. Sinds die tijd neem ik er af en toe eens een groente bij om mijn assortiment uit te breiden. Lukt prima en voelt af en toe een beetje gek. Mag een 32-jarige dat nog zeggen? Ik vind van wel. 32-Jarige individuen mogen alles zeggen wat ze willen.

Het eetverhaal is een verhaal apart dat pas sinds vorig jaar uit zijn voegen barst op mentaal vlak en waar ik momenteel niet in detail over ga treden. Ik ben voorlopig al lang blij dat ik elke dag stevige porties groenten en fruit eet met glimlach én zin.

Misschien kunnen we me nog steeds een moeilijke eter noemen. Ik ben anti-sausjes bijvoorbeeld. Geen mayonaise voor mij. Zelfs geen ketchup. Ik drink eigenlijk enkel water (ja, ik ben zo’n vervelend mens dat altijd hint naar plat water en nooit iets ‘spannender’ wil) en daarnaast doe je me zeker geen plezier met de meeste kazen en vis. Zelfs voor een ‘goed stukje steak’ bedank ik vriendelijk en voor de smaak ‘zuur’ haal ik wél mijn neus nog steeds op.

Ik ben niet alleen. Janice is nog een graad erger.

En sinds we Jos hebben weet ik dat het dus nog tien graden erger kan.

Zo ook die derde, welbefaamde week van januari. Er waren de voorbije jaren reeds ettelijke overschakelingen van brok tot brok met telkens je hart vast houden met het nodige angstzweet. Omwille van de volgende redenen;

  • Toch elke keer spannend om te zien hoe dat ultieme verteringssysteem van die Jos om gaat met een nieuwe brok. Niet op kotsvlak, want de brok blijft meestal wel binnen, maar vooral op kakvlak. En dan heb ik het op substantie én geur. Ik excuseer me bij deze even voor een mogelijk visueel beeld in je hoofd.
  • Meestal is Jos fan van de brok. Maar het probleem komt nadien pas: hoé lang blijft Jos fan van de brok? Het is bewezen dat het geen kwestie is van ‘blijft Jos fan van de brok?’ Het antwoord op die vraag is simpelweg ‘nee’. Het gaat hier om tijd. Met name: ‘hoe lang blijft ze fan van haar brok?’

 

Er passeerden al wel wat brokken de revue hier. En ook al wat googlewebsites. En hoe graag ik haar ook zie: ik vind het mentaal (en fysiek) een zwaar idee om een diepvries bij te kopen voor verse voeding. Of een aparte bankrekening te openen.

Welke opties passeerden er hier al? Gaan we:

  • Brok. En dan bedoel ik niet één brok. Maar veel soorten brokken. Van de dure soort en de minder dure soort. Van de ‘aan huis geleverde’ soort en de ‘ik sleur mezelf een ongeluk op de parking van de dierenwinkel’-soort.
  • Nat voer. Gewoon niet aangenaam. Janice gaat letterlijk over haar nek en de combinatie van nat voer én van Janice-kots wil ik eigenlijk echt niet in mijn keuken. Niet ’s morgens en ook niet ’s avonds. Gewoon. Niet.
  • Brokken, overgoten met een sausje van één eetlepel soep. Niet elke dag dezelfde. Nee, hoor. We wisselen af met wat we zelf eten: een lepeltje pompoensoep of een lepeltje kervel: allemaal goed. Een lepeltje kipbouillon wilde ook werken. Voor ongeveer drie dagen. Daarna blijkbaar niet meer.
  • Brokken, overgoten met een koffielepeltje tomatensaus. Ook overheerlijk, voor ongeveer een dag. Daarna spelen we hetzelfde spel.
  • Brokken neer zetten. Neus ophalen. Brokken wegnemen. Brokken ’s avonds terugzetten. Neus ophalen. Brokken weer wegnemen. Brokken de ochtend nadien terug zetten. Neus ophalen. Verontwaardigde blikken (in de zin van ‘human, you trying to poison me?’) Brokken weer wegnemen. Een halfuur later gekotste gal op het nieuwe tapijt omdat er niets meer in de maag van het beest zit. Zuchten. Opkuisen.

 

Was onze hond verwend? Gezien ze amper snoepjes of kluifjes kreeg betwijfel ik dat eigenlijk. Zelfs tijdens het trainen geef ik al meer dan een jaar geen snoepjes meer om te belonen. Waaraan het dan lag? Geen idee.

We waren alvast in de zevende hemel toen er plots een brok kwam die ze warempel ongeveer acht maanden smakelijk binnen speelde: halleluja.

Tot ongeveer in de derde week van januari het kwaad weer geschiedde en ze weer met opgehaalde neus stond te dansen rond haar kom. Het begon heel subtiel. En toen ik het zag kreeg ik bijna een crisis. Ze maakt dan gekke bewegingen met haar neus alsof ze haar eten wil begraven. Werkt niet, he, gekke hond. Ik gok dan; “het beest heeft geen honger, ze wil dat eten dus gewoon begraven voor later.” Dat lijkt me simpele hondenlogica, toch? Maar gezien ze dat blijkbaar drie dagen vol kan houden gok ik dat ik toch geen inzien heb in die hondenlogica.

Wat we toen deden? We probeerden een nieuwe tip en gooiden de brokken in een kom met water, warmden het spul op in de microgolf op een minuutje en doneerden het toen weer aan de hond.

In eerste instantie gingen zowel Janice als ikzelf bijna over onze nek. De geur die uit onze microgolfoven kwam was doodzonde. (met de nadruk op ‘dood’). Daarna hebben we ons gewoon full force gefocust op de hond die nog steeds met opgehaalde neus naar de kom zat te staren. Wat er toen gebeurde hou ik eigenlijk zelf niet voor mogelijk. Janice en ik gingen op de grond zitten. Janice pakte een lepel en voederde het beest. Ze at enthousiast naar hartelust. Ik keek ernaar en raapte de prut op die er naast de pot viel.

Dus plots, op die gekke ochtend, zijn we zo’n hondenouders geworden. De schaamte was diep. En met diep bedoel ik effectief ‘rock bottom’-diep.

Een uur later bestelde Janice andere brokken. Van een ander merk. Aan huis geleverd. Ik heb gezucht. Dacht aan mijn met-gal-ondergekotst-tapijt. Aan diarree van slecht verteerbaar voedsel en hoe ingevallen haar bekken op een gegeven moment oogde van het niet willen eten. En ook aan hoe ik vroeger eens goed moet lachen toen ik een bejaard vrouwtje haar schoothond zag voederen met een lepel en dat belachelijk vond (ik trek mijn woorden dus bij deze terug, he).

Ik dacht aan volhouden en echt geen nieuwe brokken kopen.

En toen knikte ik gewoon instemmend.

Nieuwe brok, zodat we misschien weer zes maanden gerust zitten? Sounds like music to my ears.