Over aktes en testamenten

Vrijdag de dertiende. Topplan om dan meteen onze akte en testament even te tekenen.

We zijn meestal op tijd. Janice is slecht met plannen, dus ik ben vaak degene die continu met argusogen naar de klok staart en ons overal op tijd laat arriveren. Ik word ook altijd een beetje kribbig als we afspreken met mensen of klanten en zij te laat zijn. Maar zoals eerder vermeld, zat ik een beetje in een onwennige en twijfelende roes toen we dat huis in de velden hebben gekocht. En dus was ik klaarblijkelijk niet meteen degelijk aan het luisteren toen er een uur werd afgesproken.

Bijgevolg kwamen we al te laat aan om de akte en het testament te tekenen. That’s right. We hadden duidelijk om 16 uur afgesproken bij de notaris, en niet om 16u30.

Als het bij die fout bleef, was het nog dik ok geweest. Na in volle stress een zoektocht in mijn rugzak op poten te hebben gezet naar mijn identiteitskaart, moesten we blijkbaar afzonderlijk in het bureau van de notaris binnen. Type: koud, donker, muffig ruikend (vocht, anyone?) en jezelf laten omsingelen door mappen, bomma-tapijten en jawel: oude, donkere eiken meubels. Ik slikte. Janice nestelde zich op de wachtstoeltjes.

Toen ik nietsvermoedend door de deur heen wandelde, viel mijn oog op twee oude, rimpelige mannetjes in de hoek. In stressvolle seconden flap ik er jammer genoeg ook meestal meteen uit wat ik denk en stop ik ook niet meteen meer met praten (als men mij onverdoofd binnen maneuvreert in een operatiezaal, heeft volgens mij menig verpleegster al eens met de ogen gerold na mijn eeuwige en nietszeggende monologen).

Daar gingen we. Zonder ik het zelf door had.

“Ah! Dat is hier met toeschouwers of wat!”

(Goed bezig, Van Rymenant).

De rimpeltjes knikten en keken naar de grond. Nòg erger in stressvolle situaties: je communicatie langs de andere kant wil niet meewerken. Alle hens aan dek: het hek is van de dam.

Stilte.

“Jullie doen dat vaker misschien?”

Stilte. Rimpeltje één besluit om toch maar te reageren om hartverzakkingen te voorkomen (bij mij dan, hoewel hij leeftijdsgewijs iets meer potentieel blijkt te hebben).

“Getuigen, he, ja.”

“Ah! Da’s hier met getuigen en al, ja, amai”

“Testament he juffrouw”

“Ah ja, en dat doen jullie dus vaker?”

Stilte. Alweer. En daar kwam het: hét moment dat ik weer een achterlijk mopje probeerde te maken om het muffige, koude ijs te breken in de stoffige ruimte: 

“Want ale, ik ni, he, haha. Ale, ja, snapt ge.”

Goéd bezig, Van Rymenant.

Tot dusver. Na wat foute testamenten getekend te hebben, wat ongelukjes van de notaris bleken te zijn, een printer die vervelend deed en twee rimpelmannetjes die de grootste moeite hadden met hun handtekening neer te pennen, kwam mijn mede-koper naast mij zitten.

Mijn achterlijke mopjes toomden zich wat in. De ruimte voelde minder geladen.

Wat gênante situaties later wandelden we naar buiten als officiële kopers. Check. ’t Kan beginnen.

(Officieel dan. Chance dat we de boel nog niet half hadden afgebroken de week voordien).